Speciësisme
Als een hond een mens aanvalt, grijpt de staat in. In Engeland leidde een reeks aanvallen door de Bully XL, een krachtig en gespierd hondenras, tot een nationaal verbod. Kranten kopten over verscheurde kinderen, doorboorde kelen, wanhopige ouders. Eén ras, één schuld. En dus volgde het verbod. Collectieve schuld werd zonder aarzeling toegepast.
Maar als mensen herhaaldelijk misdaden begaan, dan geldt plots een andere maat. In Rotherham, Zuid-Engeland, werden jarenlang honderden jonge meisjes systematisch misbruikt en uitgebuit door een netwerk van mannen, voornamelijk moslims uit de Pakistaanse gemeenschap. Politie en overheid zwegen uit angst om als racistisch of islamofobisch te worden bestempeld. Geen verbod, geen algemene veroordeling, geen structurele zuivering. Alleen het omzichtige, afgemeten: "We mogen niet generaliseren." De dader wordt individueel benaderd, zijn religie en cultuur ontzien.
Deze problematiek is geen geïsoleerd geval. In Duitsland, tijdens de jaarwisseling van 2015, werden in Keulen en andere steden honderden vrouwen lastiggevallen en zelfs verkracht. De overgrote meerderheid van de daders bleek afkomstig uit Noord-Afrikaanse en Midden-Oosterse migrantenkringen, veelal moslims. De reactie was voorzichtig, haast afwachtend, met een nadruk op het voorkomen van generalisaties en het beschermen van de rechten van migranten.
Dieren worden collectief veroordeeld, mensen individueel beschermd. Zelfs tussen dieren bestaat die scheefheid: een wolf die één keer bijt, wordt opgejaagd, gevangen en vaak afgeschoten als gevaarlijke bedreiging. Maar honden, die jaarlijks duizenden mensen bijten — ook kinderen — worden als 'huisdieren' getolereerd, zelfs als hun agressie levensgevaarlijk wordt. Dezelfde handeling, een heel verschillende reactie. De wolf is wild, het symbool van natuur dat wij moeten beteugelen; de hond is gekneed, sociaal en toegelaten, hoe gevaarlijk soms ook. Dit onderstreept hoe diep speciësisme in onze moraal geworteld is: we beoordelen naar soort en rol, niet naar daad.
De kern van deze aanklacht wijst op een diepgewortelde illusie: dat mensen recht zouden hebben op dominantie over andere soorten, simpelweg omdat wij kunnen redeneren, bouwen en spreken. Maar die vermogens zijn geen garantie voor morele superioriteit. Vaak gebruiken mensen hun complexiteit juist om wreedheid te verhullen, te rationaliseren of zelfs te legaliseren.
Dieren zijn dagelijks het slachtoffer van wetten die hen reduceren tot bezit, terwijl ze voelen, loyaal zijn en pijn ervaren. Ze worden snel veroordeeld en afgemaakt na één aanval, zonder aandacht voor omstandigheden. Ze ondergaan systematische exploitatie: bio-industrie, dierproeven, jacht voor vermaak. De mens kijkt neer op het dier en noemt het primitief - maar wie is er werkelijk primitief als empathie ontbreekt?
En dan is er de menselijke geschiedenis. In 1977 - het jaar dat Star Wars het bioscoopscherm oplichtte en de mens al had gedroomd van Mars - werd in Frankrijk nog iemand geëxecuteerd met de guillotine. Geen geheime beulskamer, geen jungletribunaal, maar een officiële, legale staatshandeling in Marseille. Terwijl discoballen draaiden en Concordes door de lucht sneden, klapte daar nog een valbijl. Niet in 1277, maar 1977. Een jaar later schafte Frankrijk het af - pas toen. En zelfs dat was niet ingegeven door morele verlichting, maar door schaamte voor het Europese aanzien.
Wij, de mensen, noemen onszelf moreel superieur. Wij denken, wij bouwen, wij creëren. Maar dieren liegen niet. Een hond pleegt geen oorlog, martelt geen soortgenoten, offert zichzelf niet op voor een economische agenda. Hij is trouw, direct, oprecht. Hij verstopt zich niet achter ideologie of bureaucratie. Een hond bijt niet uit eerwraak. Hij vergiftigt geen planeet. Hij vliegt niet in een privéjet naar een klimaattop om daar de ernst van CO₂-uitstoot te bespreken.
Toch blijft de mens zichzelf als de kroon op de schepping beschouwen. We creëren wetten waarin we dieren reduceren tot bezit, maar verafschuwen het wanneer we zelf collectief worden aangesproken. We noemen de hond gevaarlijk, maar tolereren het als mensen elkaar systematisch breken - zolang het maar netjes verpakt wordt in diplomatie, religie of cultuur.
Speciësisme is geen filosofisch concept voor fijnproevers. Het is dagelijkse praktijk. Het zit in onze wetboeken, onze rechters, onze reflexen. Het is de reden dat een hond wordt afgemaakt na één aanval, en een mens pas na zijn tiende slachtoffer zachtjes wordt teruggefloten. Het is de hypocrisie die zegt: "Wij zijn rationeel, en juist daarom mogen wij over andere soorten oordelen." Alsof de gave tot reflectie ons ontslaat van het reflecteren zelf.
Misschien is het tijd om af te stappen van het idee van hiërarchie. Van boven- en ondersoorten. Misschien moeten we erkennen dat de maat van morele waardigheid niet ligt in taal of technologie, maar in trouw, eerlijkheid, empathie. Dingen die dieren vaak meer bezitten dan wij.
Misschien is het tijd om niet naar beneden te kijken op het dier, maar omhoog.