Linkse progressieven en het Messiah-complex: reddersmentaliteit en paternalistische controle
Wie kent ze niet: de westerse weldoeners die trots op de foto gaan in Afrikaanse weeshuizen of op ontwikkelingsprojecten, glimlachend met een kind op de arm, alsof ze de wereld redden. Ze adopteren kinderen, organiseren fondsenwerving en zwaaien met hun goede daden op sociale media, terwijl kinderen dichter bij huis, in armoedige Europese wijken of onderdrukte gemeenschappen, over het hoofd worden gezien. En dat niet alleen: ze drinken hun rooibostheetje terwijl ze asielzoekers de taal leren, terwijl de lokale kinderen op school achterblijven in lezen en schrijven en de ouderen wegkwijnen van eenzaamheid. Het beeld dat ze creëren is dat van nobele redders, maar wie beter kijkt ziet een ander verhaal: een Messiah-complex dat de autonomie, cultuur en waardigheid van de geredde volledig negeert. Dit essay onderzoekt hoe dit complexe patroon van weldoenerij, controle en culturele blindheid zich manifesteert, zowel in adoptiepraktijken als in sociaal-politiek activisme.
Het Messiah-complex verwijst naar de overtuiging dat men geroepen is om anderen te redden, vaak zonder erkenning van de capaciteiten of autonomie van de ander. In de context van adoptie en hulpverlening betekent dit dat westerse hulpverleners vaak aannemen dat Afrikaanse kinderen hulpbehoevend zijn en dat zij, de westerse redders, de oplossing bieden. Dit kan leiden tot een paternalistische houding die de eigenwaarde en capaciteiten van de kinderen en gemeenschappen ondermijnt.
Tegelijkertijd zien we dat er in Europa, met name in landen als Moldavië, duizenden kinderen zijn die in armoede leven en dringend hulp nodig hebben. In 2022 ontvingen 56.000 kwetsbare Moldavische gezinnen noodhulp, en duizenden kinderen met een handicap of vluchtelingenkinderen hebben extra ondersteuning nodig in het onderwijs. Ondanks deze dringende behoeften blijft de westerse hulpverlening vaak gericht op Afrika, terwijl de kinderen in Europa over het hoofd worden gezien.
Dit contrast roept de vraag op waarom westerse hulpverleners zich meer aangetrokken voelen tot Afrikaanse kinderen dan tot hun Europese tegenhangers. Is het omdat Afrikaanse kinderen als exotischer worden beschouwd, of omdat de westerse hulpverleners zich meer als redders kunnen profileren in Afrika? Het lijkt erop dat het Messiah-complex hierbij een rol speelt, waarbij de hulpverlener zijn eigenwaarde ontleent aan het idee anderen te redden, in plaats van werkelijk gelijke partnerschappen aan te gaan met de gemeenschappen die zij proberen te helpen.
In de context van sociale interacties en politiek activisme zien we een soortgelijke dynamiek bij linkse progressieven die zichzelf profileren als verdedigers van gemarginaliseerde groepen. Hun gedrag vertoont kenmerken van een Messiah-complex: de overtuiging dat zij de enige zijn die kunnen redden, beschermen of opvoeden, terwijl de groep die zij zogenaamd helpen als minderwaardig wordt gezien.
Deze houding manifesteert zich vaak op drie manieren binnen de zogenoemd "minderwaardige groep":
De laaggeschoolde of minder begaafde groep
Deze individuen voelen zich soms daadwerkelijk minderwaardig, of worden door de Messiasachtige redder zo gepositioneerd. Voor hen wordt hun status bevestigd, terwijl ze afhankelijk worden gehouden van de hulp van de weldoener, zonder dat eigen kracht of autonomie wordt erkend.
De zelfbewuste groep
Sommige mensen binnen de gemarginaliseerde groep zijn scherp genoeg en in staat hun eigen keuzes te maken. Deze groep maakt vaak juist gebruik van de linkse naïviteit: doordat de weldoeners aannemen dat zij "niet begrijpen" of "niet kunnen" wat nodig is, kunnen ze jarenlang profiteren van sociale voorzieningen of andere voordelen. Ze weten dat hun Messiasfiguren hen als hulpbehoevend zien en benutten die perceptie strategisch. Zo komt het voor dat sommige mensen, ondersteund door deze Messiasfiguren, jarenlang de taal niet volledig leren of doen alsof ze deze niet beheersen, en daardoor in de bijstand blijven, terwijl ze feitelijk prima in staat zijn zelfstandig te functioneren.
De doorzichtige groep
Tot slot is er de groep die doorheeft dat de zogenaamde hulp of bescherming neerbuigend is. Zij herkennen de neerwaartse blik en voelen zich beledigd of verontwaardigd over de wijze waarop hun capaciteiten en autonomie worden geminimaliseerd. Deze groep wordt vaak als lastig ervaren door de Messiasfiguur, omdat hun onafhankelijkheid het idee van redding of controle ondermijnt. Het liefst categoriseren de weldoeners deze groep meteen aan het rechterspectrum.
De paradox van "antiracisme" en censuur
Naast het subtiele Messiah-complex vertonen sommige linkse progressieven een andere, meer agressieve vorm van dominantie: het monddood maken van anderen die hun ideeën of waarden in twijfel trekken. Ironisch genoeg gebeurt dit vaak onder het mom van antiracisme, inclusiviteit of sociale rechtvaardigheid, terwijl de acties in feite neerkomen op een vorm van discriminatie en intolerantie.
Voorbeelden hiervan zijn talrijk in politieke en sociale contexten:
-
Laster en ridiculisatie: kritische stemmen worden publiekelijk belachelijk gemaakt of afgeschilderd als moreel inferieur, ongeacht de feitelijke inhoud van hun argument.
-
Sociale en professionele uitsluiting: degenen die zich niet volledig conformeren aan de heersende progressieve ideologie, lopen risico op verlies van carrièrekansen, sociale relaties of reputatie.
-
Gewelddadige escalatie: in extreme gevallen kan dit uitmonden in fysieke dreiging of daadwerkelijke aanslagen, zoals de moord op Pim Fortuyn, waarbij politieke tegenstanders niet alleen verbaal werden aangevallen, maar er daadwerkelijk een fatale grens werd overschreden.
Deze paradoxale houding laat zien dat bepaalde linkse groepen, ondanks hun zelfbeeld als tolerant en antiracistisch, zich soms gedragen op manieren die neerkomen op autoritarisme of fascisme: ze proberen controle uit te oefenen over wie mag spreken, denken of deelnemen aan het publieke debat. Zo wordt het Messiah-complex niet alleen subtiel, via de hulpbehoevenden, maar ook expliciet en agressief, via censuur en sociale druk, zichtbaar.
Conclusie
Het resultaat is een complexe sociale dynamiek waarin het ogenschijnlijke streven naar gelijkheid en rechtvaardigheid soms samenvalt met een fundamentele onderschatting van de groep die men beweert te dienen. Het Messiah-complex van deze progressieven creëert niet alleen afhankelijkheid, maar bevestigt ook de eigen superioriteit, in wezen een vorm van moderne, subtiele paternalistische racisme. Tegelijkertijd kan hun gedrag in politieke of sociale contexten autoritair en onderdrukkend zijn, waarbij afwijkende meningen worden gecensureerd of zelfs bedreigd.
Concluderend, de paradox van zogenaamd antiracistisch gedrag onder bepaalde linkse progressieven ligt in hun houding: zij prediken gelijkheid en bestrijden discriminatie, maar doen dit op een manier die neerbuigend, controlerend en soms agressief is. Hun acties belichamen een sociaal Messiahcomplex: de overtuiging dat zij moeten redden en corrigeren, terwijl de kracht, autonomie en waardigheid van de ander genegeerd of geminimaliseerd wordt.
En dat is niet alles. Dit Messiahcomplex uit zich ook in een totale onwetendheid of veronachtzaming van de werkelijkheid en cultuur van de groepen die men zogenaamd steunt. Zo zwaaien sommige activisten bijvoorbeeld met Pride-vlaggen op pro-Palestina demonstraties, volledig negerend dat veel Palestijnen niets met Pride hebben en dat homoseksuelen in Gaza daadwerkelijk gevaar lopen of zelfs vermoord zouden kunnen worden. Deze acties laten zien hoe wereldvreemd en paternalistisch hun houding kan zijn: het eigen morele frame wordt belangrijker gevonden dan de daadwerkelijke situatie, cultuur of veiligheid van de ander. Zo wordt duidelijk dat het Messiah-complex niet alleen een kwestie is van oppervlakkige hulp of intenties, maar diepgeworteld is in een paternalistische en wereldvreemde houding die de echte noden en autonomie van de ander systematisch negeert.
